Een insecten catastrophe?

Waarom moet ik mij zorgen maken om insecten?

Insecten vormen ongeveer twee derde van al het leven op aarde. Meer dan 80% van de voedselgewassen zijn afhankelijk van polinatie door vliegende insecten. De populaties van insecten die dit voor rekening nemen, is in veel landen, waaronder Nederland, drastisch afgenomen. Volgens een recent onderzoek in Duitsland is de biomassa van vliegende insecten in natuurgebieden afgenomen met 75% afname in 25 jaar. Ook in een studie in het regenwoud van Puerto Rico vonden onderzoekers een forse afname van grondgebonden insecten.

De oorzaak van de enorme achteruitgang is tot nu toe onduidelijk, hoewel verlies van habitat en het wijdverbreide gebruik van pesticiden de meest waarschijnlijke factoren zijn. Klimaatverandering speelt ook een rol, en wetenschappers konden het weer en de veranderingen in het landschap in de natuurgebieden als oorzaken uitsluiten. Gegevens over pesticideniveaus zijn niet verzameld.

De oorzaken van deze wereldwijde achteruitgang lijken te variëren met de breedtegraad. Maar ze zijn allemaal, op de een of andere manier, het product van menselijke activiteit. Oorzaken zijn: monoculturen van industriële landbouw, evenals de algemene vervuiling van de lucht en het water.

Toch kunnen we niet afwachten op meer onderzoek. Om de vraag de beantwoorden: we zitten al midden in de catastrofe.


Het biodiversiteitsverdrag en de bescherming van insecten

De Conventie voor Biodiversiteit bestaat nu 25 jaar en in de afgelopen Conference of the Parties  2018 (COP: bestuursorgaan van de Conventie) hebben de Verenigde Naties een beroep gedaan op beleidsmakers uit meer dan 190 landen om hun inspanningen op te voeren om biodiversiteitsverlies te stoppen de ecosystemen te beschermen.

Gelukkig verbood de EU werelds meest gebruikte insecticiden – bekend als neonicotinoïden en planten veel Europese landen wilde bloemen om insecten aan te trekken. Het aanplanten is duur en brengt weinig of geen inkomen voor boeren met zich mee.

Daarom was er speciale aandacht was er voor de instandhouding en duurzaam gebruik van insecten en met name bestuivers.


Vergroot het inkomen van boeren en verhoog de biodiversiteit! 

In een recente studie werd een op de vier teeltstrips gewijd aan bloeiende gewassen, zoals oliehoudende zaden en kruiden. Naast de economische waarde van deze gewassen, biedt een teeltstrip bestuivers een goedkope nestondersteuning, zoals oud hout en geslagen grond waar nestelende bijen in kunnen graven. Zonnebloemen werden ook in de buurt geplant als windschermen. In een andere studie wordt de methodiek op grotere schaal toegepast met kruiden, oliezaden en medicinale planten.


Richtlijnen voor bestuivers

Het initiatief biedt de mogelijkheid om de ecosysteembenadering toe te passen, waarbij verschillende schaalniveaus van overheden bij betrokken kunnen worden. Daarbij is het volgende belangrijk:

  1. Monitoring: een ​​uitgebreide analyse geven van de status en trends van de bestuiversdiversiteit in Nederland (en afzonderlijke provincies) met de onderliggende oorzaken van de achteruitgang ervan (inclusief een focus op ecosysteemdiensten van bestuivers).
  2. Adaptief beheer: managementpraktijken testen, beleid te identificeren die het positieve bevorderen en de negatieve effecten van de landbouw op diversiteit en activiteit van bestrijders verminderen; evenals verzamelen van lokale kennis van het beheer. Dit betekent het verder verminderen en verbieden van insecticiden en monoculturen zoveel mogelijk reduceren.
  3. Capaciteitsopbouw: versterking van de capaciteiten van boeren, organisaties en andere belanghebbenden, om diversiteit van bestuivers te beheren. Met name burgers kunnen een handje helpen door hun tuin insectenvriendelijk in te richten. Dit vereist een actieve rol van natuurbeheerders en overheden.
  4. Mainstreaming: ondersteuning van de ontwikkeling van beheerplannen of strategieën voor het behoud en duurzaam gebruik van diversiteit van bestuivers binnen de bestaande doelstellingen van Natura2000 en NNN. Hier gaat het met name om (agrarisch) landgebruik vlakbij natuurgebieden, de gebiedsinrichting (bufferzones en inzet van teeltstrips met zaden en kruiden) en voorlichting op lokaal en regionaal niveau.